Om een alarmmelding te openen klikt u op INSTELLEN > Relaissturingen > Relaissturingen. In het onderste gedeelte van het scherm (Zone 5) toont het systeem de lijst van alarmmeldingen van locaties waartoe u gemachtigd bent om ze te beheren. Deze zijn per locatie en alfabetisch op de omschrijving van de melding gesorteerd. Elke kolom kan oplopend of aflopend worden gesorteerd.
Relaissturingen instellen
1.Klik op de toets of maak een rechterklik op Toevoegen.
2.Voer een Omschrijving in.
3.Voer een Afkorting in die gebruikt zal worden voor de grafische supervisie.
4.Voer een Beschrijving voor de alarmmelding.
5.Geef de Locatie aan waarop de alarmmelding zal worden toegepast (verplichte keuze via het vervolgkeuzemenu).
1.Selecteer de Commandorelais die toebehoren aan het geïnstalleerde materiaal op de gekozen locatie voor de melding. 2.Geef aan of het signaal wordt geactiveerd door een impuls. In dat geval het selectievakje Sturing van de impulsrelais activeren en de Impulsduur bepalen. Als het selectievakje is gedeactiveerd, is het relais gesloten gedurende de hele gewenste activatieperiode. 3.Bepaal de Verwerkingsperiode van de alarmmelding. a.Dubbelklik in de invoervelden om de begindata en eventuele einddata aan te geven. b.Klik op c.Bevestig door op de knop 4.Kies de Werkingsperiode om de jaarplanning van de toegangsregel te bepalen (verplicht). Dit zijn werkingsperiodes die vooraf gemaakt zijn. 5.Vink de overeenkomstige aankruisvakjes aan voor de uit te voeren acties voor deze melding vanuit de grafische supervisie. Als er geen enkele actie is toegestaan voor deze melding, zal deze niet worden weergegeven in de schermen van de grafische supervisie. a.Activeer "AAN" status b.Activeer "UIT" status c.Activeer "Onregelmatigheid" status
|
1.Selecteer de Activatieconditie in het vervolgkeuzemenu (conditie vooraf ingesteld). Als de keuze Geen is, dan wordt de conditie nooit uitgevoerd. 2.Kies de betreffende personen in het keuzemenu. Dit zijn groepen van personen die op voorhang gemaakt en op alfanumerieke volgorde van de omschrijving gesorteerd zijn. Indien men de conditie beperkt tot een groep van personen, zullen enkel de personen van deze groep in acht worden genomen voor de uitvoeringscontrole van de relaissturing. Voor de anderen bevindt de regel zich in de staat Niet uitgevoerd. Indien men geen groep van personen bepaalt, zullen alle personen in acht worden genomen voor de uitvoeringscontrole van de relaissturing. 3.Activeer bij gedeactiveerde uitgang (zwaaideur). Deze indicator kan handig zijn om het gedrag van de alarmmelding te definiëren bij de opstart of reboot van het systeem of concentrator/hoofdterminal. 4.Activatie van de modus Timer: a.Neen > Activatie tot aan deactivatieconditie, einde toelating of einde berekening b.Ja > Beperkte activatie in duur van de timer of tot aan deactivatieconditie, einde toelating of einde berekening 5.Selecteer de Deactivatieconditie in het vervolgkeuzemenu (conditie vooraf ingesteld). Als de keuze Geen is, dan wordt de conditie nooit uitgevoerd. 6.Kies de betreffende personen in het keuzemenu. Dit zijn groepen van personen die op voorhang gemaakt en op alfanumerieke volgorde van de omschrijving gesorteerd zijn. 7.Geef de duur voor Effectieve deactivatie na een duur van aan (termijn tussen het moment waarop de conditie wordt uitgevoerd en het deactivatiecommando van uitgaande alarmmeldingen). 8.Geef de duur voor Mogelijke heractivatie na een duur van aan (termijn tussen de effectieve deactivatie en het volgende activatiecommando van uitgaande alarmmeldingen, koelingstermijn van natriumlampen bijv.). 9.Selecteer de Onregelmatigheidsconditie in het vervolgkeuzemenu (conditie vooraf ingesteld). Als de keuze Geen is, dan wordt de conditie nooit uitgevoerd. 10. Kies de betreffende personen in het keuzemenu. Dit zijn groepen van personen die op voorhang gemaakt en op alfanumerieke volgorde van de omschrijving gesorteerd zijn. 11. Selecteer het type Waarschuwing voor de conditie. a.Via relais (lokaal geluidsalarm of visueel alarm). Selecteer het bedieningsrelais die de waarschuwing zal activeren tussen diegenen die worden voorgesteld in het keuzemenu. b.Via software (pop-upvenster in de supervisie, definieer het bevestigingstype van de betreffende onregelmatigheid), c.Via e-mail (selecteer de melding e-mail in het dropdownmenu), d.Via sms (selecteer de melding sms in het dropdownmenu). 12.Selecteer het Bevestigingstype van de waarschuwing: a.Ggoedkeuring door het beëindigen van de onregelmatigheid van de alarmmelding. b.Goedkeuring via time-out om het alarm te stoppen aan het einde van de tijd die in minuten en seconden werd opgegeven. 13.Voer het Weergegeven bericht bij onregelmatigheid. 14.Geef de Wachtduur voor en na de controle van de onregelmatigheden in. 15.Klik op de knop Opslaan om het toevoegen van de regel te bevestigen. |
Met een klik op de knop Afdrukken kunt u een rapport maken van de ingestelde alarmmeldingen.
Bekijk ook: